Over slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen | ResMed Nederland

Over slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen

wat-zijn-de-symptomen-van-slaapapneu-resmed

Slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen (SDB) wordt gekenmerkt door abnormale ademhalingspatronen of pauzes in de ademhaling en onvoldoende ademhaling tijdens de slaap.

Enkele van de meest voorkomende typen slaapgerelateerde stoornissen zijn UARS (Upper Airway Resistance Syndrome) en Obstructief Slaapapneu-Hypopneu Syndroom (OSAHS), ook bekend als Obstructief Slaapapneu (OSA)*.

Snurken en slaapapneu?

Zowel snurken als Obstructief Slaapapneu (OSA) hebben een gemeenschappelijke oorzaak:

De obstructie van de bovenste luchtwegen, veroorzaakt door het ontspannen van de spieren die het zachte gehemelte en de tong controleren.

Bij snurkers zonder OSA zijn de luchtwegen geblokkeerd, maar niet ingevallen, hoewel de luchtstroom beperkt is. Bij snurkers met OSA zijn de luchtwegen gedeeltelijk of geheel ingevallen, wat leidt tot:

  • Een apneu; het stoppen van de luchtstroom voor 10 seconden of meer.
  • Een hypopneu; een vermindering in de luchtstroom die meer dan 10 seconden duurt, met een vermindering van 30% in de luchtstroom en een vermindering van ten minste 4% zuurstofverzadiging vanaf de basislijn.

Typen slaapapneu

Obstructief Slaapapneu

Obstructief Slaapapneu (OSA) is de meest voorkomende vorm van slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen en treft meer dan drie op de tien mannen en bijna één op de vijf vrouwen1. Patiënten die lijden aan OSA hebben vaak last van een gedeeltelijk of compleet invallen van de bovenste luchtwegen tijdens de slaap.

Centraal Slaapapneu

Centraal Slaapapneu (CSA) komt minder vaak voor dan OSA2. In tegenstelling tot OSA-patiënten, bij wie de bovenste luchtwegen gedeeltelijk of geheel geblokkeerd zijn, hebben patiënten met CSA een stoornis in het centrale zenuwstelsel. Dit betekent ofwel dat het ademhalingscentrum in de hersenen de ademhaling niet op gang brengt, of dat het signaal om in te ademen niet goed naar de rest van het lichaam van de patiënt gecommuniceerd wordt.

Gemengde Slaapapneu

Gemengde Slaapapneu is een combinatie van Obstructief en Centraal Slaapapneu. Gemengde slaapapneu komt vaker voor dan CSA maar minder dan OSA3.

Comorbiditeiten geassocieerd met slaapapneu

1. Slaapapneu en hypertensie

Mensen met slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen (SDB) lopen een vergroot risico op het ontwikkelen van hypertensie, onafhankelijk van andere relevante risicofactoren1-5. Dit risico hangt samen met de ernst van de slaapgerelateerde ademhalingsstoornis: hoe ernstiger de SDB, hoe groter het risico op het ontwikkelen van hypertensie.

Tijdens gezonde slaap wordt de bloeddruk lager, maar patiënten met slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen ervaren vaak het volgende:

  • Verhoogde bloeddruk tijdens de slaap;
  • Aanhoudende cardiovasculaire stress, die kan leiden tot verhoogde bloeddruk, ook overdag.

Meer dan 30% van de patiënten met hypertensie6 en ongeveer 80% van de patiënten met medicijnresistente hypertensie hebben slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen5. Voor deze patiënten in het bijzonder kan behandeling met positieve luchtwegtherapie extra belangrijk zijn7.

2. Slaapapneu en hartfalen

Tot 50% van de patiënten met hartfalen ervaren matige tot ernstige slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen (SDB),8 in de vorm van centraal slaapapneu (CSA), Cheyne-Stokes-Ademhaling (CSR), Obstructief Slaapapneu (OSA) of een combinatie hiervan9.

Cheyne-Stokes-Ademhaling (CSR) treedt op als periodes van hyperventilatie en hypoventilatie (in een toenemend/afnemend ademhalingspatroon) afgewisseld met periodes van centraal hypopneu/apneu.

CSR is een veelvoorkomende vorm van slaapgerelateerde ademhalingstoornissen in patiënten met ernstige linkerventrikel disfunctie10.

Er wordt gedacht dat slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen en CSR de progressie van hartfalen versnellen door het veroorzaken van:

– Repeterende hypoxie;
– Toegenomen nabelasting;
– Toegenomen sympathische activiteit;11
– Oscillaties in de hartslag en bloeddruk.

Onderbroken slaap door CSR zorgt ook voor vermoeidheid en slaperigheid overdag, en dat vermindert de levenskwaliteit.

3. Slaapapneu en beroerte

Het merendeel van patiënten die een beroerte en een TIA (Transient Ischemic Attack) hebben gehad, hebben ook vaak slaapgerelateerde stoornissen,14  die soms niet gediagnosticeerd zijn. Omdat patiënten met een slaapgerelateerde ademhalingsstoornis die een beroerte hebben gehad een slechter functioneel resultaat hebben15, zou u moeten overwegen te testen op slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen16 bij het onderzoeken van de beroerte.

Een beroerte kan mogelijk slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen veroorzaken door impact op:

  • Centrale mechanismes wat leidt tot Centraal Slaapapneu;
  • Spierspanning in Obstructief Slaapapneu.

Mensen met slaapapneu kunnen vatbaar zijn voor een beroerte door een aantal van de symptomen die zij ervaren. In het bijzonder:

  • Herhaaldelijk inzakken van het zuurstofgehalte in het bloed tijdens de nacht veroorzaakt door slaapapneu kan leiden tot intermitterende hypoxie, waarvan aangetoond is dat er een associatie is met systemische ontsteking17.
  • Slaaponderbrekingen door slaapapneu kan leiden tot hypersympatische activiteit18.

Patiënten met zowel slaapapneu en beroerte tonen over het algemeen een slechte naleving van de herstelprogramma’s na een beroerte. Dit komt vooral door de combinatie van:

  • De tekorten veroorzaakt door de beroerte;
  • De symptomen van slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen (zoals overmatige slaperigheid overdag, vermoeidheid en verminderd cognitief functioneren).

Het herkennen van slaapapneu bij patiënten die een beroerte hebben gehad is vaak moeilijk, omdat de symptomen die geassocieerd worden met slaapapneu vaak toegeschreven worden aan een beroerte. Een complete slaapgeschiedenis van gezinsleden kan u helpen bij het vaststellen of er sprake was van slaapapneu voor de beroerte of dat deze ontstaan is na de beroerte.

4. Slaapapneu en diabetes type 2

Slaapapneu komt veel voor bij patiënten met diabetes type 2 19. Het wordt onafhankelijk geassocieerd met insulineresistentie, glucose-intolerantie en stofwisselingssyndroom20-22, en kan, indien onbehandeld, leiden tot slechte behandelingsresultaten.

Echter, ondanks het aantal diabetes type 2 patiënten met slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen blijft het meestal ongediagnosticeerd.

Test uw patiënten op diabetes type 2 en slaapapneu

Als gevolg van het vergaarde onderzoek heeft de International Diabetes Federation de associatie tussen diabetes type 2 en slaapapneu erkend, en beveelt aan om OSA-patiënten regelmatig te testen op diabetes type 2, en diabetes type 2 patiënten die slaapapneusymptomen vertonen regelmatig te testen op OSA.

En omdat patiënten met slaapapneu en patiënten met diabetes dezelfde comorbiditeiten delen, wordt het testen in beide richtingen aanbevolen: controleer diabetespatiënten op slaapapneu, en controleer patiënten met slaapapneu op diabetes23.

5. Slaapapneu en COPD

Obstructief Slaapapneu en COPD (Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD) zijn twee ziektes die vaak samengaan bij een patiënt.

COPD is een aandoening die de progressieve aftakeling beschrijft van het ademhalingsstelsel door obstructie van de luchtwegen, emfyseem en verminderde luchtstroom. COPD refereert ook naar longaandoeningen zoals chronische bronchitis en, in sommige gevallen, chronische astma.

Volgens de American Thoracic Society, hebben patiënten met COPD (Chronic Obstructive Pulmonary Disease) meer kans op slaapstoornissen dan de algemene bevolking, waarbij bijna 50% van patiënten ernstige verstoring van de slaapkwaliteit rapporteert.

COPD en OSA komt bij 1% van de volwassen tegelijkertijd voor24.

COPD en OSA worden vaak gezien als een overlappend syndroom. Zowel COPD en OSA zijn onafhankelijke risicofactoren voor het volgende:

– Aritmie
– Hoge bloeddruk;
– Hartaanval;
– Beroerte;
– Andere cardiovasculaire ziektes.

Onderzoeken hebben aangetoond dat patiënten met een onbehandeld overlappend syndroom een hoger sterftecijfer hebben1. Bij ResMed streven we ernaar impact te maken op comorbiditeit en de kwaliteit van leven te verbeteren. We bieden een assortiment aan behandelingsopties om de symptomen van COPD te verzachten.

Hoewel wetenschappers doorgaan met het onderzoeken van de risico’s gecreëerd door, en geassocieerd met, slaapapneu, blijven patiënten met slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen vaak onbehandeld. Ontdek hoe u uw patiënten kunt testen op slaapapneu en hoe ze te behandelen om het risico op andere chronische ziektes te beperken.

Referenties:

* Een apneu is een pauze in de ademhaling die langer dan 10 seconden duurt. Een hypopneu wordt gedefinieerd als een vermindering in de luchtstroom met ten minste 30% voor 10 seconden of langer, met een geassocieerde zuurstofverzadiging of ontwaken.

  1. Peppard PE et al. N Engl J Med. 2000
  2. Lavie P et al. BMJ. 2000 
  3. Nieto FJ, Young TB et al. JAMA. 2000
  1. Bixler EO, Vgontzas AN at al. Arch Intern Med. 2000 
  2. Marin JM et al. JAMA. 2012 
  3. Logan AG, Perlikowski SM et al. J Hypertens. 2001 
  4. Montesi et al. Journal of Clinical Sleep Medicine. 2012 
  5. Bitter T. et al, EJHF, 2009 
  6. Oldenburg O et al. Circ J 2012 
  7. Lanfranchi PA et al. Circulation. 2003 
  8. Garcia-Touchard A et al. Chest. 2008 
  9. Javaheri S et al. AJRCCM. 2011 
  10. Javaheri S et al. J Am Col Cardiol. 2007 
  11. Johnson KG, et al. J Clin Sleep Med. 2010 
  12. Martínez-García MA, et al. Am J Respir Crit Care Med. 2009 
  13. Wessendorf TE, et al. J Neurol. 2000 
  14. Drager LF, et al. Chest. 2011 
  15. Jelic S, et al. Trends Cardiovasc Med. 2008 
  16. Einhorn et al. Endocr Pract. 2007 
  17. Aronsohn et al. Am J Respir Crit Care Med. 2010 
  18. Punjabi et al. Am J Respir Crit Care Med. 2002 
  19. Coughlin et al. Eur Heart J. 2004 
  20. International Diabetes Federation. The IDF consensus statement on sleep apnoea and type 2 diabetes. Brussels, Belgium: International Diabetes Federation; 2008 
  21. Ruth Lee, Walter T. McNicholas. Obstructive Sleep Apnea in Chronic Obstructive Pulmonary Disease Patients. Curr Opin Pulm Med. 2011;17(2):79-83.